Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Kleurenspectrum, Elektromagnetische straling, Bron, Tussenstof, Ontvanger, Trillingstijd, Frequentie, Elektromagnetische spectrum, Zichtbaar licht, Radiogolf,, Infrarode straling, Ultraviolette straling, Röntgenstraling, Gammastraling.
Je kan toepassingen van Elektromagnetische straling herkennen.
Je kan het verband tussen de frequentie en de soort elektromagnetische straling uitleggen.
Je kan de snelheid van elektromagnetische straling gebruiken in berekeningen.
Maak opdracht 1-12
Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Atoom, Symbool, Proton, Neutron, Elektron, Atoomnummer, Massagetal, Isotoop.
Je kan uit het massagetal en het atoomnummer de samenstelling van een atoom afleiden.
Je kan uitleggen waarin isotopen van elkaar verschillen.
Je kan beredeneren hoe nieuwe atoomsoorten kunnen ontstaan.
Maak opdracht 15-29
Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Radioactief, Natuurlijke straling, Kosmische straling, Kernstraling, Alfastraling, Betastraling, Gammastraling, Radioactief verval, Diagnose, Radiotherapie, ouderdomsbepaling, Halveringstijd
Je kan toepassingen van radioactieve stoffen noemen.
Je kan uitleggen wat er gebeurt bij radioactief verval.
Je kan uitleggen welk nieuw atoom ontstaat bij alfaverval.
Maak opdracht 32-37 + 39-42
Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Ioniserende straling, Dosislimiet, Badge, Dosimeter, Doordringend vermogen
Je kan uitleggen hoe je je tegen straling kunt beschermen.
Je kan rekenen aan de stralingsdosis en die vergelijken met de dosislimiet.
Je kan beredeneren wat het effect van verschillende soorten straling is.
Maak opdracht 30+31+43+44